In de 17e eeuw reisden Nederlandse kunstenaars naar Italië om daar de schoonheid van het Italiaanse landschap, de restanten van de Antieke Oudheid en het werk van hun beroemde Italiaanse collega’s te bestuderen.
Ook Pieter Lastman (1583-1633) maakte zo’n reis. Tussen 1602 en 1606 bezocht hij Rome en maakte daar een tekening van de Palatijn met uitzicht op de restanten van de thermen en het paleis van de Romeinse keizer Septimius Severus (193 -211 na Chr.). De tekening is rechtsonder gesigneerd en linksonder gedateerd met ‘Rome 1606’, toevallig het geboortejaar van Rembrandt.
Lastmans verblijf in Rome wordt door verschillende bronnen bevestigd, onder andere door Karel van Mander in het ‘Schilderboeck’ uit 1604, waarin hij Lastman veelbelovend noemt: “Pieter Lastman, daer goede hope toe is, wesende nu in Italiën’.
Ook in de ‘Teutsche Akademie’ (1675) van Joachim von Sandrart wordt hij genoemd. Von Sandrart voegde er nog aan toe, dat Lastman in Rome in gezelschap verkeerde van de Haarlemse schilder Jan Pynas en de Duitse kunstenaar Adam Elsheimer en dat hij: “…dagelycks met veel vlijt, wanneer de Zon boven de kimmen rees, vermakelyke landzigten na ’t leven afteekende.”
Sommige van die gegevens werden door Houbraken weer gebruikt. In zijn ‘Groote Schouburgh’ uit 1718-1721 schrijft hij: “Jan en Jacob Pynas van Haarlem schilderden Beelden en Landschappen. Jan was wel ’t veerste in de Konst gevordert, en heeft in de den jare 1605 met P. Lastman verscheiden jaren in Italien geweest.”
Opmerkelijk is wat hij verder over Rembrandt schrijft: “Na dien tyd (bij Lastman) (werkte hij) nog eenige maanden bij Jak. Pynas (de broer van Jan, met wie Lastman in Italië was). Anderen willen dat Pynas zyn eerste onderwyzer in de konst is geweest.”
Daarmee suggereert hij dat Rembrandt behalve Van Schwanenburgh en Lastman nog een derde leermeester heeft gehad. In dat geval zou Lastman de verbinder tussen Jacob Pynas en Rembrandt kunnen zijn geweest.
Stel je nu eens voor: de zon staat hoog aan de hemel; je hebt een plekje gevonden in de schaduw van een boom, je ganzenveer gescherpt en met grafiet een opzet gemaakt; het is het heetste uur van de dag; vogels hoor je niet, slechts het aanhoudende getjirp van de krekels; de vleermuizen houden zich verscholen in de holtes van de ruïnes, als in de gaten van een slecht gebit; een toegangspoort, een dode boom met daarachter een groep cipressen; je ogen trotseren het felle zonlicht en dwalen over de brokstukken van een lang vervlogen tijd; rode klaprozen sieren de restanten van een vloermozaïek, eens de bodem van een koel bassin; brokstukken van een muur markeren het Circus Maximus; met enige fantasie kun je het trappelen van de paardenhoeven en het aanzwellende gejoel van de menigte nog horen; je schrikt op door de roep van een uil.
Met korte, golvende lijntjes tast Lastman de contouren van de ruïnes zorgvuldig af; met stipjes suggereert hij het zonlicht op de bomen; de schaduwzijde modelleert hij met verdunde bruine inkt; de voorgrond, de restanten van een muur, onderbroken door een houten hekje, zet hij wat zwaarder aan, om de tekening meer diepte te geven; de uren glijden ongemerkt voorbij; wat in de ochtend nog schaduw was, vangt in de middag een oogverblindend licht. Tot slot zet hij zijn naam en het jaartal erbij.
Aan het einde van de zomer moet Lastman naar huis zijn teruggekeerd. In veilingbrieven staat vermeld, dat hij in het voorjaar 1607 in Amsterdam schilderbenodigdheden uit de nalatenschap van Gillis van Coninxloo heeft gekocht. Hij zou een van de succesvolste historieschilders van Holland worden, en de belangrijkste leermeester van Rembrandt.
Simon Koene
‘Warmte getekend (over Lastman)’ gepubliceerd als Openbaar Kunstbezit (28) Pulchriblad 2016/3