Arend Odé: Buste van Constantijn Huygens (1897)

Huygens

Het beeld van Constantijn Huygens, zoals ik dat op mijn dagelijkse wandelingen tegenkom, staat op de hoek van de Scheveningse weg en de Arie van der Spuyweg aan de rand van de Scheveningse bosjes. Het werd ter herinnering aan Huygens’ geboortedag op 4 september 1897 in de buurt van de Ver Huellweg onthuld. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het verwijderd en in 1953 op de huidige locatie neergezet.

Het beeld staat op een hardstenen sokkel met daarop het familiewapen van de familie Huygens en de tekst ‘Constantijn Huygens 1596-1687’.

Huygens heeft zijn hoofd een beetje gedraaid en zijn mantel losjes over de schouder. Hij kijkt uit over de Scheveningse weg, die door hemzelf als ‘Zeestraat’ was ontworpen. Het zou een ideale weg voor welgestelden zijn om met de koets van Den Haag naar Scheveningen te rijden. Om zijn weg er ’verhard’ door te krijgen, introduceerde hij de begrippen ‘zand-‘ en ‘steenvis’. Vis dat over zand werd aangevoerd zou minder vers zou zijn dan wanneer de weg geplaveid was.’ De Staten van Holland voelden er aanvankelijk niets voor, omdat de weg bij de eerste de beste storm onder het duinzand zou verdwijnen.

Huygens: ‘Was ik dan geen Hagenaar en kende ik het zand niet, en wist ik dan niet dat het over het land stoof, net als de as van de Etna en de Vesuvius, van onderen in beweging gebracht door de werking van de zee? Kon ik mij de winterstormen dan niet meer herinneren? Men zou mij morgen vragen: ‘Waar is toch die harde weg, die prachtige straatweg gebleven die u gisteren heeft aangelegd?’ Als los zand hing hun argumentatie aan elkaar. ‘Zand is zand,’ pleitte ik, ‘en als er zand op de weg kwam, dan kon het er ook weer afwaaien.’

Scheveningse weg
De Scheveningse zeestraat

Pas toen de Staten van Holland zich realiseerden dat een verharde weg naar Scheveningen bij een dreigende invasie vanuit zee ook door het Republikeinse leger gebruikt kon worden, kreeg Huygens zijn zin. De weg werd in 1665 voltooid. Den Haag betaalde de helft van de kosten.

Het beeld van Huygens werd door Arend Willem Maurits Odé (1865-1955) ontworpen. Hij was de zoon van een Schiedamse uitgever, die met een Kouwenhoven was getrouwd. Hij werd in 1865 in het Westlandse Kethel geboren, ooit een idyllisch dorpje in de buurt van Delft, dat inmiddels door Schiedam is opgeslokt. Hij studeerde aan de Academie in Rotterdam en Den Haag en de Académie des Beaux-Arts in Brussel. Na zijn opleiding woonde en werkte hij in Schiedam, Den Haag, Delft, De Bilt, Groningen en Zuidlaren. Hij was korte tijd leraar aan de Haagse academie en hoogleraar boetseren en beeldhouwkunst aan de Technische Hogeschool van Delft. Daar hield hij zijn eigen atelier waar hij diverse Nederlandse beeldhouwers heeft opgeleid. Hij was lid van Pulchri Studio, Arti et Amicitiae en de Nederlandse Kring van Beeldhouwers. In 1955 overleed hij op negentigjarige leeftijd.

Huygens was met zijn karakteristieke kop een dankbaar object voor schilders en beeldhouwers. Hij werd in zijn eigen tijd vele malen geportretteerd, onder meer door Van Mierevelt, Thomas de Keyzer en Jan Lievens. Die schilderijen heeft Odé ongetwijfeld geraadpleegd. Hij maakte er vervolgens zijn eigen versie van: zwierig en elegant, geheel volgens de smaak van de negentiende eeuw. Dat zit hem vooral in de vloeiende lijnen waarmee kleding en gelaatstrekken zijn gemodelleerd: toneelmatig en enigszins geïdealiseerd, maar toch ook gelijkend. De kwaliteit van het beeld zit in de binnenwaartse druk, waardoor de schedel en spieren onder de huid nog zichtbaar zijn, een vaardigheid die hedendaagse beeldhouwers nauwelijks nog beheersen.

Simon Koene

(Eerder gepubliceerd als Openbaar Kunstbezit (20) in Pulchri)