Colmar
Wie niet weet waar op vakantie te gaan, zou het plaatsje Colmar eens moeten bezoeken. Het stadje met zijn prachtige vakwerkhuizen ligt aan de Frans-Duitse grens en is de verblijfplaats van het ‘Isenheimer Altar’, het wereldberoemde altaarstuk van Matthias Grünewald (geboren: Mathis GothartNithart, Würzburg 1477 – Halle 1528).
Grünewald maakte het tussen 1512 en 1516 voor de ziekenhuiskapel van het Antonietenklooster van Isenheim, twintig kilometer bezuiden Colmar, waar mensen die leden aan de pest, lepra en Sint-Antoniusvuur (kriebelziekte) werden verpleegd.Het altaarstuk bestaat uit drie lagen. In gesloten toestand toont het de bloederige kruisiging van een door stokslagen en martelingen gebroken Christus. Wanneer het op religieuze feestdagen wordt geopend, komen de kleurrijke taferelen van de Annunciatie, de Geboorte van Christus en de Opstanding tevoorschijn. In een derde laag daaronder bevindt zich eenschitterend houtsnijwerk van Nikolaus Hagenauer(1445/1460-ca.1538).
Toen het klooster tijdens de Franse Revolutie gesloten werd, werd het drieluik ontmanteld en naar Colmar overgebracht, waar het ruim een halve eeuw in de bibliotheek lag opgeslagen. In 1852 kwam het in het speciaal daarvoor opgerichte Museum Unterlinden terecht.Maar Colmar heeft nog meer. Eens was het stadje de woonplaats van Martin Schongauer (Colmar 1445-Breisach 1491), de belangrijkste prentenmaker en graveur van de generatie vóór Dürer. Hij was de zoon van een edelsmid uit het Beierse Augsburg, die zich in Colmar had gevestigd. Zijn geboortejaar moet ergens tussen 1435 en 1450 zijn geweest. Hoewel hij het grootste deel van zijn leven in Colmar heeftgewoond, maakte hij verschillende reizen en studeerde onderandere in Leipzig. Het graveren leerde hij van zijn vader, hoewel ook de Meester E.S. wordt genoemd.
Behalve prentenmaker en graveur was Schongauer ookschilder, o.a. van ‘Maria im Rozenhag’ (1473), het hoofdaltaarstuk van de Dominicanenkerk in Colmar, dat zich kenmerkt door een bekoorlijke zoetheid.Dat Schongauer in zijn tijd bekend was, blijkt uit de grote verspreiding van zijn werk en het feit dat Albrecht Dürervanuit Neurenberg naar Colmar was gereisd om bijSchongauer in de leer te gaan. Bovendien bezitten we een directe getuigenis van een tijdgenoot, een zekere Hans Plock, die een gedrukte bijbel bezat, waarin hij prenten had geplakt, waaronder ‘De dood van Maria’, de meest geliefde prent van Schongauer, waar Rembrandt anderhalve eeuw later een variant op heeft gemaakt.Plock had de gravure van een sierlijstje voorzien en erbij geschreven, dat het in zijn tijd als het beste gold dat in de Duitse landen was uitgegeven. Maar zoals het meestal gaat, werd ook Schongauer door zijn leerling overtroffen. Want Plock schreef erbij dat toen Dürer uit Neurenberg metgraveren begon en zijn prenten begon uit te geven, hij als degene gold die alle andere graveurs wist te overtreffen.
Alsof dat nog niet genoeg was, kende Colmar nog twee belangrijke inwoners. De ene was Jean Jacques Waltz (1873-1951), een vermaarde negentiende-eeuwse illustrator, met wiens boeken en kalenders met illustraties de boekhandelsnog steeds vol liggen, die onder de schuilnaam ‘Hansi’ werkte, omdat hij erg pro-Frans was in een tijd dat het stadje nog aan Duitsland toebehoorde. De tweede was Auguste Bartholdi (1834-1904), beeldhouwer en ontwerper van het Amerikaanse Vrijheidsbeeld, waarvoor de Franse ingenieur Gustave Eiffel (van de Eiffeltoren) het binnenwerk heeftontworpen, in wiens woonhuis nu een fraai museum gevestigd is.(Eerder gepubliceerd in Pulchri)