In 2002 veroverde de Russische schilder Ilya Repin (1844-1930) met zijn ‘Wolgaslepers’ de harten van het Nederlandse publiek. De aanstichter daarvan was prof. dr. Henk van Os, de vroegere directeur van het Rijksmuseum en samensteller van de uiterst succesvolle tentoonstelling ‘Het geheim van Rusland’ in het Groninger Museum. Van Os was er persoonlijk verantwoordelijk voor dat het werk van Repin voor het eerst sinds lange tijd buiten Rusland te zien was. Hij gaf Repin het predikaat ‘de Russische Rembrandt’ en het inmiddels wereldberoemde schilderij ‘De Wolgaslepers’ ‘De Russische Nachtwacht’. Na vijftien jaar is het werk opnieuw te zien op de tentoonstelling ‘PEREDVIZHNIKI – Russisch Realisme rond Repin 1870-1900’ in het Drents Museum in Assen.
In de zomer van 1868 zag Ilya Repin tijdens een uitstapje een groep scheepslepers. Hij was geschokt door hun ellendige bestaan en de armoede die daarmee gepaard ging. Twee zomers lang trok hij met verschillende groepen op en maakte er talloze schetsen van, met het plan er een groot schilderij van te maken, waaraan hij vervolgens drie jaar werkte.
Met de Wolga op de achtergrond zien we een groep slepers aan het werk. Het water van de rivier lijkt zo mager geschilderd, dat de zanderige bodem door de verf heen schemert. Kanin, de voorman van de groep, over wiens wijsheid en goedheid Repin opgetogen was, staat op het schilderij centraal. Aan zijn ene hand loopt een goedmoedige krachtpatser, aan zijn andere een gewezen matroos. Aanvankelijk schilderde Repin hem als een treurige en gebroken man, maar in een later stadium veranderde hij dat en gaf hij hem een krachtiger en meer vastberaden uitdrukking. Hij kijkt als enige de toeschouwer recht in het gezicht aan, met een brutale blik, alsof hij wil zeggen: wacht maar af, mijn tijd komt nog wel. Achter hem een lange, slungelachtige figuur met een hoedje op en een pijp in zijn mond. Verder naar achteren lijkt de fysieke en geestelijke kracht van de figuren langzaam te verslappen. Een van de hen is overduidelijk ziek. Hij beweegt zich moeizaam voort, terwijl hij met zijn mouw het zweet van zijn voorhoofd wist. Daarachter volgt een oude man, die zich van de zware arbeid weinig meer lijkt aan te trekken. Achter hem een deel van het gezicht van een afgematte Kalmuk. De enige die zich tegen zijn tragisch lot lijkt te verzetten, is de jonge knul Larka. Repin geeft zijn kleding een andere kleur. De stoet wordt tenslotte afgesloten door een soldaat, een Griek met een plat hoedje en een oude man. De Griek kijkt neer naar de sleper naast hem, die diep voorover gebogen, zijn armen lusteloos naast zijn lichaam neerhangend, zijn laatste krachten lijkt te hebben verspeeld.
Toen het schilderij af was, waren collega’s en critici laaiend enthousiast. En hoewel het als aanklacht tegen een groot onrecht werd beschouwd, kocht de zoon van de tsaar het in 1873 aan en exposeerde het op veel plaatsen in het buitenland.
Repin stond met zijn aanklacht niet alleen, maar maakte deel uit van een groep jonge kunstenaars, die zich rond het jaar 1870 begon te verzetten tegen het strenge regime van de Keizerlijke Kunstacademie in St. Petersburg. Ze noemden zich ‘De Maatschappij voor Reizende Kunstexposities’ en kregen vanwege hun rondreizende tentoonstellingen de geuzennaam ‘PEREDVIZHNIKI’ (‘Wandelaars’). Ze schilderden het leven van de gewone mensen, stelden armoede en andere misstanden aan de kaak en gebruikte hun werk als wapen in de strijd voor maatschappelijke hervormingen.
De ‘Wolgaslepers’ werd hét icoon van de nieuwe beweging en stond symbool voor de grote verschillen tussen arm en rijk.
Simon Koene
Eerder gepubliceerd als Openbaar Kunstbezit (30) in Pulchri (2017/1)