De betaaldag is een schilderij van ongeveer twee bij drie meter uit het Musée d’Orsay in Parijs, waarop de uitbetaling van landarbeiders, seizoenwerkers of dagloners te zien is. Op een binnenplaats van een boerenhoeve bevinden zich twee groepjes van drie personen. Midden op de voorgrond draait een zittende jonge vrouw met een kind aan de borst zich om naar een staande man met blauw shirt die haar het dag- of weekloon uitbetaalt. Ze zit met haar rug naar de hoofdfiguur van het schilderij die met een scherpe zeis in zijn hand halsstarrig voor zich uitkijkt. Het is niet duidelijk of dat haar man of haar vader is. Hoewel hij bij het groepje hoort, lijkt hij door zijn houding en gelaatsuitdrukking van de rest geïsoleerd. Doordat de vrouw zich omdraait, zorgt ze voor de verbinding tussen de twee groepjes in het schilderij. Door een soort slingerbeweging (S-vorm) wordt ons oog het schilderij ingetrokken. Op de achtergrond staat een tweede groepje van drie personen. Daar ontvangt haar broer of misschien haar man zijn karig deel. Je kunt de muntjes tellen.
Op de voorgrond liggen als een soort repoussoir twee korenschoven om aan te geven met wat voor werk zij hun geld verdiend hebben.
Het lijkt niet veel. Het lijkt allemaal niet veel, de oogst niet en de opbrengst niet.
Een leven zonder perspectief, met weinig uitzicht op verbetering. Sociale wetten en minimumloon bestonden nog niet. Die stammen op zijn vroegst uit het begin van de twintigste eeuw, maar daarvoor moest nog veel gebeuren.
De man met de zeis staat voor onverzettelijkheid, of misschien ook wel voor de dood. Vrolijk is het allemaal niet. Armoede en afhankelijkheid, de spanning is te snijden. Van arbeidsvreugde lijkt geen sprake.
Het schilderij werd op de Salon van 1882 tentoongesteld en door de staat aangekocht. In contrast met het onderwerp is het fraai geschilderd. Het zal veel bekijks gekregen hebben: armoede als schilderachtigheid. Ook nu nog blijven de mensen ervoor staan. Gefascineerd door de gezichtsuitdrukking van de man, of misschien als blijk van herkenning.
De eerste tekenen van sociale bewogenheid komen op het moment dat het schilderij gemaakt is hier en daar bovendrijven. We lezen dat in de boeken van Victor Hugo en Emile Zola en zien dat in de schilderijen van Courbet en andere realisten. Dit schilderij is er een voorbeeld van. Het had te maken met de opkomst van de industriële revolutie en de toenemende armoede in Europa. Kleine gemeenschappen, waarin de mensen voor elkaar zorgden, werden langzaam ingewisseld voor een samenlevingsvorm op macroniveau met alle gevolgen van dien. De wereld viel uit elkaar en de scheiding tussen de verschillende klassen werd groter. De arbeidersklasse werd er de dupe van. Wel bijna zeker is ook dit schilderij daar een aanklacht tegen. De schilder verbeeldt dat door de arbeider zijn handje op te laten houden, maar toont tegelijkertijd onvrede, de neiging tot verzet, maar ook machteloosheid. Hoewel, de zeis lijkt gescherpt en klaar voor de komende protestbewegingen, al zouden we daar nog lang op moeten wachten.
Lhermitte was de zoon van een dorpsschoolmeester. In 1863 ging hij naar Parijs en kwam daar in contact met o.a. Fantin-Latour en Rodin. In 1864 hing hij voor het eerst met een houtskooltekening op de Salon. In 1874 won hij zijn eerste medaille voor zijn schilderij ‘De oogst’. In 1879 maakte Degas in één van zijn schetsboekjes de notitie Lhermitte te zullen uitnodigen voor een tentoonstelling van de Impressionisten, maar zover is het in werkelijkheid nooit gekomen. Lhermitte was eigenlijk ook geen echte impressionist. Vanaf 1881 begon hij een monumentale serie schilderijen over het boerenleven, waardoor hij wel eens de ‘tweede Millet’ genoemd werd. ‘De betaaldag’, zoals het boven afgebeelde werk ook wel wordt genoemd, is één daarvan en werd zijn bekendste schilderij.
Het schilderij doet mij denken aan Antoon Coolen, aan zijn ‘Dorp aan de rivier’. Daarin schetst hij in zijn openingszinnen die kleine samenleving, waarin alles nog goed was:’Binnen de dijk langs de wegen, daar woonden de boeren, dat waren meest kleine pachtboeren, die een acht of een tien bunder bewerkten, die hooiland en grasland pachtten en land in de polder bebouwden. De machtige grote heren van de grond, die zaten hier of daar, die zaten in ’s-Hertogenbosch, die inden de pachtsommen waarvoor hier de boeren te werken hadden in dit kleine dorp. Veel welvaart was er niet, de mensen hadden hun zorg en hun wijze soberheid, als het gewas geen tegenspoed gaf en het vee niet, dan waren zij tevreden….’
Simon Koene
Eerder gepubliceerd als Openbaar Kunstbezit (5) in Pulchriblad (2011/3)