Tegen het einde van de oorlog, in de nacht van 13 op 14 februari 1945, werd de stad Dresden door de geallieerden in brand geschoten en plat gebombardeerd. Wonder boven wonder werd de ‘Frauenkirche’ in het centrum van de oude binnenstad gespaard. De verzengende hitte van de brandende ‘Altstadt’ drong echter in de loop van de dag de vensters van de kerk binnen. Binnen de kortste tijd stond het interieur in brand. De hitte was zo hevig dat de zandstenen pilaren het gewicht van de koepel niet meer konden dragen. Als een gewonde krijger zakte de kerk in de ochtend van 15 februari met een enorme knal in elkaar. De binnenwaartse druk perste de muren naar buiten en van wat eerst een kerk was, bleef niets meer over dan een rokende puinhoop.
Het vuur was nog niet gedoofd of er kwam een burgerinitiatief op gang om de kerk met zijn beroemde Silbermann-orgel opnieuw op te bouwen. Toch zou het nog decennia duren voor het zover was. Pas in de jaren negentig, na ‘die Wende’ en een ‘Ruf aus Dresden’, een emotionele oproep aan de internationale gemeenschap, werd er voldoende geld bijeengebracht om de kerk als vredesmonument voor de toekomst te herbouwen.
De kerk was in de eerste helft van de achttiende eeuw naar een ontwerp van de ‘Dresder Ratszimmermeister’ George Bähr gebouwd met de ambitie, met zijn hoge koepel en vier hoektorens op het grondplan van een Grieks kruis, het silhouet van Venetië te evenaren. De Venetiaanse schilder Canaletto maakte er in 1748 een aantal schilderijen van. Voor de protestante burgerij was het een poging tegenwicht te bieden aan het katholieke hof en de ‘Hofkirche’.
Hoewel Bähr aanvankelijk van plan was een houten koepel te maken, die met koper bedekt zou worden, nam zijn zelfvertrouwen gedurende de ontwerpfase zodanig toe, dat al bij het leggen van de funderingen rekening gehouden werd met een koepel van steen.
Bähr heeft zijn eigen ontwerp nooit af gezien, want hij overleed, voordat de kerk klaar was, op 72-jarige leeftijd in 1738. Vijf jaar later werd de kerk onder zijn opvolgers George Friedrich Winkler en ‘Ratsmaurermeister’ Johann Gottfried Fehre na een bouwtijd van zeventien jaar voltooid. De zware stenen koepel zou voor blijvende kopzorgen zorgen voor de toekomstige beheerders.
De voorbereidingen voor de wederopbouw werden in 1992 begonnen. Bij het afgraven van de enorme berg puin werden, behalve de graftombe van Bähr, talrijke religieuze kostbaarheden teruggevonden, waaronder het kruis dat vóór de ineenstorting boven het altaar had gehangen. Opvallende brokstukken werden gefotografeerd, van metalen labeltjes voorzien en in grote rijen op de Neumarkt uitgestald, om ze bij de nieuwbouw opnieuw te kunnen gebruiken.
Die nieuwbouw begon in 1994 en werd op de nieuwste technische inzichten gebaseerd, waarbij de zwakke punten van Bähr er werden uitgehaald. Al binnen betrekkelijk korte tijd, in augustus 1996, werd de onderkerk ingewijd met daarin een altaarsteen van de Brits-Indiase kunstenaar Anish Kapoor en erboven een drie dimensionaal Grieks kruis van de Duitse beeldhouwer Michael Schönholz.
Voor de restauratie van het interieur werden uit alle windstreken vaklieden naar Dresden gehaald, onder wie zelfs leerlingen uit het vakonderwijs, geheel in lijn met de vroegere ‘Dombauhütten. In juni 2004 werd het gouden kruis bovenop de koepel geplaatst, waarmee de wederopbouw werd afgesloten. De bouwkosten bedroegen 131 miljoen euro.
Door de monumentale koepel draagt de ‘Frauenkirche’ in belangrijke mate bij aan het silhouet van de stad, dat weer bijna hetzelfde is als op de schilderijen van Canaletto. De onderkerk is vooral indrukwekkend door de aandacht voor wat er in 1945 is gebeurd en toont tegelijkertijd standvastigheid door middel van de monumentale altaarsteen van Anish Kapoor. Dat lijkt de hele ‘drive’ van de wederopbouw: alsof het bombardement er nooit is geweest. Mensen zijn blijkbaar in staat te vernietigen, maar ook weer te herstellen.
Simon Koene
(Eerder gepubliceerd als Openbaar Kunstbezit (16) in Pulchri)