Wie Van Gelder als leraar heeft gekend, weet dat hij altijd zat te schrijven. Naar later bleek aan een Franstalige monografie en oeuvre-catalogus van Rodolphe Bresdin (1822-1885), een tot dan toe vergeten negentiende-eeuwse Franse graficus, voor wie Van Gelder van jongs af aan bewondering had. In 1976 werd het boek gepubliceerd en twee jaar later volgde een grote overzichtstentoonstelling in het Haags Gemeentemuseum. Het leverde zowel Van Gelder als Bresdin internationale erkenning op.
Van Gelder werd in 1907 geboren in Den Haag. Zijn moederhad Nederlands gestudeerd en maakte muziek. Zijn vader, Hendrik Enno van Gelder, was de grondlegger en (van 1912 tot 1941) eerste directeur van het Haags Gemeentemuseum. Van Gelder volgde tot aan de derde klas een gymnasiumopleiding aan het eerste Stedelijk Gymnasium in Den Haag, het huidige Gymnasium Haganum. Na een half jaar noodgedwongen in een sanatorium in Davos te hebben doorgebracht, was hij niet meer gemotiveerd zijn eerdere opleiding voort te zetten. Hij koos voor de beeldende kunst, hoewel hij ook voor muziek interesse had. (Hij speeldedwarsfluit.) Hij werd in zijn keuze gestimuleerd door een brief van Jan Toorop (1858-1928) aan zijn vader: “Met veel genoegen heb ik op een Zondagmiddag teekeningen van uwen zoon bekeken. Daar zit heel veel moois, fijns, pittigs en teers in zijn werk. Dat belooft iets bijzonders te worden, zeer zeker.”
Als jongen al was Van Gelder buitengewoon geïnteresseerd inde natuur. Theo van Hoytema (1863-1917) behoorde tot zijnfavoriete kunstenaars. Van 1924 tot 1929 maakte hij een groot aantal litho’s, waarin diens invloed duidelijk zichtbaar is. Toen hij op zijn verjaardag van zijn oudere broer Jan, de later vermaarde Utrechtse kunsthistoricus J.G. van Gelder, enkele etsbenodigdheden cadeau kreeg, begon hij ook met etsen. In diezelfde periode tekende hij veel buiten, o.a. op het eiland Texel. Tussen de jaren 1929 en 1934 verbleef hij voor langere tijd op Sicilië, wat hem behalve een fraaie verzameling antieke vondsten een groot aantal tekeningen en prenten opleverde.
Afb.2. Dirk van Gelder, ‘Paddenstoel met kastanjes’, ets (167 x 308 mm), 1954.
Hoewel hij voornamelijk autodidact bleef, volgde hij in 1932 enkele lessen etsen bij Jules de Bruycker aan het Hoger Instituut voor Schone Kunsten in Antwerpen, waar hij voor het eerst ook met de houtgravure in aanraking kwam.
‘Is n’outgravuur niet iets voor U?’, zou De Bruycker (of directeur Opsomer) gezegd hebben. Aanvankelijk dacht Van Gelder dat hij het over ‘oude gravures’ had. Pas later drong het tot hem door dat hij ‘houtgravures‘ bedoelde. Van Gelder zou op dat gebied één van de grootsten van de twintigste eeuw worden.
Toen hij op zeker moment met Thijs Mauve, een kleinzoon van Anton Mauve, een fietsvakantie op Walcheren maakte, kwam hij in contact met diens zuster Karen, met wie hij in 1938 trouwde. Na zijn huwelijk en een verblijf in Italië ging de familie in Veere wonen. Hier werden hun twee dochters geboren en kwamen zij ook de oorlog door. De koperen etsplaten die Van Gelder tijdens de bezetting in zijn tuin had begraven, om te voorkomen dat ze door de Duitsers werden geconfisqueerd, heeft hij na de oorlog niet meer teruggevonden.
In 1952 werd hij docent etsen aan de Haagse Academie, als opvolger van Arend Hendriks. Het docentschap leverde hem een vast inkomen op en zorgde ervoor dat hij in 1963 naar Den Haag verhuisde. Daar werd hij tussen 1965 en 1972 door zijn onderzoek naar Bresdin nagenoeg volledig in beslag genomen. Toen dat was afgerond, ging hij weer volop aan het etsen, nadat het maken van houtgravures hem fysiek te zwaar was geworden. Dat viel samen met een hernieuwde belangstelling voor zijn werk, met name bij de jongere generatie. In 1972 kreeg hij ter gelegenheid van zijn pensionering als docent aan de academie een tentoonstelling inhet Haags Gemeentemuseum en het jaar daarop in het Gemeentemuseum in Arnhem. Bovendien begon hij aan een serie nauwgezette waterverfschilderingen (in kleur) vanschelpen, planten, vlinders en andere insecten, waarmee hijterugkeerde naar zijn vroegere enthousiasme en liefde voor de natuur.
Afb.3, Dirk van Gelder, ‘Hommage aan Bresdin’, ets (184 x 208 mm), 1964.
Het kwam dan ook niet als een verrassing dat hij in 1972meedeed aan het ‘Schelpenboekje’ en zich vervolgensaansloot bij een groep voor het merendeel jongerekunstenaars, van wie sommigen nog zijn leerlingen waren geweest, met wie hij in 1984 De Haagse Etsclub oprichtte. Hoewel hij in wezen een kluizenaar was en zich nooit metclubs of kunstenaarsgenootschappen had ingelaten, genoot hij van het samenwerkingsverband en het praten over het werk. Totdat hij in 1990, drie jaar na een overzichtstentoonstelling van zijn werk in het Haags Gemeentemuseum ter gelegenheid van tachtigste verjaardag, na een vruchtbaar leven op 83-jarige leeftijd overleed.
Simon Koene
Eerder gepubliceerd in Pulchri als Openbaar Kunstbezit (37)